Ski-springen

Het kijken naar ski springen blijft altijd spectaculair. Net zoals bij het snowboarden is het een sport die je als kijker op het puntje van je stoel houdt. In dit artikel vind je meer informatie over het skispringen in het algemeen en over de historie van het skispringen in de Olympische Spelen.

De geschiedenis van het ski-springen

ski-jumping1Een van de vele wintersporten die heel populair is bij het publiek, is het ski-springen of schansspringen. Via een hoge schans wordt op ski’s afgedaald. Wanneer het skispringen is ontstaan is niet geheel duidelijk. Natuurlijk kwamen de cross country skiërs van vroeger wel eens een helling tegen en maakten hiervan tijdens hun tocht een sprongetje. In het begin van de 19e eeuw duiken geschriften op waarin het ski-springen als sport worden genoemd. Er bestaan een verslag uit 1808 waarin vastgelegd is dat ene Olaf Rye de wedstrijd gewonnen had met een sprong van 9.5 meter. In de eerste Olympische Winterspelen, die in 1924 werden gehouden, is het skispringen als competitie onderdeel opgenomen. Even later volgden de cross country wedstrijden, de grote en kleine slalom en de relatief nieuwe wintersport het snowboarden.

Wedstrijd ski-springen

Bij het wedstrijd ski springen worden de deelnemers net als bij het snowboarden en andere sporten beoordeeld op verschillende punten. Bij het ski-springen zijn dat de volgende onderdelen:

  1. De voorbereiding: voor het startschot zit de deelnemende ski springer op een balk boven aan de schans. Afhankelijk van de weersomstandigheden bepaalt de jury of de balk hoger of lager gezet dient te worden. Om niemand te benadelen wordt de hoogte niet meer tijdens de wedstrijd veranderd, ook niet wanneer de weersomstandigheden wijzigen.
  2. De aanloop: wanneer het startsignaal gaat, springt de ski springer met een hupje op de lange glijschans. Hoe meer snelheid, hoe groter de kans dat er ver gesprongen kan worden. Een aerodynamische houding is hierbij heel erg belangrijk. De snelheden kunnen oplopen tot wel 80 tot 100 kilometer per uur.
  3. De afzet: in een snelle beweging wordt het lichaam gestrekt en in de meest aerodynamische houding gezet om de vlucht zolang mogelijk te laten duren en de springafstand te vergroten.
  4. De vlucht: de meest geslaagde vlucht is deze waarbij de ski’s in een V-vorm gespreid staan, en lichaam haast in een gelijke hoek staat als de ski’s. De armen worden gebruikt om kleine koerscorrecties uit te voeren maar dienen het liefst dicht tegen het lichaam te zijn
  5. De landing: bij de landing is het natuurlijk belangrijk dat de skiër niet op de grond valt of blessures oploopt.

De Olympische Winterspelen

ol2Het ski- of schansspringen is het oudste onderdeel van alle ski onderdelen die gehouden worden tijdens de Olympische Winterspelen. Andere onderdelen zijn freestyle skiën, noordse combinatie, alpine skiën, langlaufen en sinds kort ook het snowboarden in verschillende disciplines. Het Oostenrijks team mag zich tot nu toe regerend kampioen op de ski schans noemen, maar ook de Noor Anders Bardal en Kamil Stoch van Poolse afkomst zijn tot nu toe onverslaanbaar. De meest bekende ski-springer is nog steeds de Engelse Eddie the Eagle Edwards, die door zijn onconventionele manier van springen als zwart schaap het hart van het grote publiek wist te stelen. De Japanner Noriaki Kansai is met zijn 42 jaar een van de oudste deelnemers bij het ski springen en weet ondanks zijn redelijk hoge leeftijd nog steeds een plaats in de top 3 te behalen. Hij heeft dan ook de bijnaam The Legend gekregen.